Diagnostiek
De verdenking op longkanker komt vaak voort uit afwijkingen die te zien zijn op een röntgenfoto (thoraxfoto). Of een CT-scan van de longen. Die foto of scan is meestal uitgevoerd, omdat u last had van de eerder genoemde klachten (hoesten, heesheid etc.). Ook op een foto of CT-scan van het hart zijn (afwijkingen in) de longen zichtbaar.
Als er een afwijking op de long is gezien, dan moet aanvullend onderzoek uitwijzen of er sprake is van longkanker. Essentieel hierbij is dat er een stukje tumorweefsel of enkele cellen van de tumor worden weggenomen die de patholoog onder de microscoop kan bekijken. Pas hierna is de diagnose longkanker met zekerheid te stellen.
Het wegnemen van tumorweefsel kan op verschillende manieren gebeuren. De meest gebruikelijk manier is een bronchoscopie, een cameraonderzoek van de longen via de mond of neus. Tijdens dit onderzoek bekijkt de arts de longen van binnen en neemt hij/zij desgewenst kleine stukjes weefsel weg (biopten). Of verzamelt hij/zij long (tumor)cellen door middel van het borstelen of spoelen van de long.
Trans-thoracale punctie
Als het op deze manieren niet lukt de tumor te bereiken is een biopt ‘van buitenaf’ mogelijk, een zogenaamde trans-thoracale punctie. Hierbij prikt de longarts onder lokale verdoving een naald tussen de ribben door in de tumor en zuigt hij/zij op die manier longweefsel op. Tijdens deze procedure ligt u in de CT-scanner, zodat de arts de exacte plaats kan bepalen waar de naald in de longen moet worden geprikt.
Lukt het op een van bovenstaande manieren niet om longweefsel weg te nemen en is op basis van de röntgenbeelden de verdenking op longkanker wel erg hoog, dan kiest de longarts er soms voor om via een (open) longoperatie het stuk long met daarin de (vermoedelijke) tumor weg te nemen.
Indien de longtumor al is uitgezaaid is het ook mogelijk tumorweefsel te verkrijgen uit een van de uitzaaiingen. Dit kan door met een naald vergrote lymfklieren in de hals aan te prikken, een leveruitzaaiing aan te prikken of – in geval van uitzaaiingen naar het longvlies – vocht rondom de long op te zuigen (pleurapunctie).
Weefselonderzoek
De patholoog bekijkt het weggenomen weefsel onder de microscoop. Als er tumorcellen in het weefsel aanwezig zijn, kunnen speciale kleuringen aantonen om welk type longkanker het gaat. Dit weefselonderzoek met de kleuringen duurt vaak enkele dagen.
Met andere technieken is het mogelijk specifieke eigenschappen van de tumorcellen vast te stellen, zoals veranderingen (mutaties) in het DNA of de aanwezigheid van bepaalde eiwitten op of in de tumorcel (biomarkers). Deze mutaties en biomarkers zeggen iets over de kwetsbaarheid van de tumorcellen voor bepaalde behandelingen (doelgerichte therapie, zie hieronder). Bekende biomarkers bij longkanker zijn bijvoorbeeld een EGFR-mutatie of een ALK-translocatie. De aan- of afwezigheid van deze biomarkers heeft gevolgen voor de behandeling. Veel wetenschappelijk onderzoek naar longkanker houdt zich bezig met het vinden van meer biomarkers en de gevolgen van de aanwezigheid van deze biomarkers voor de behandeling.
Stadiëring
Is onomstotelijk vastgesteld dat u longkanker heeft, dan volgt de zogenaamde stadiëring. Dit heeft tot doel de eigenschappen van de primaire tumor (zoals grootte en doorgroei) in kaart te brengen en na te gaan of er sprake is van uitzaaiingen naar lymfeklieren of andere organen. Een correcte stadiëring van de tumor is heel belangrijk, omdat het stadium waarin de ziekte zich bevindt bepaalt welke mogelijkheden tot behandeling er voor u zijn.
Het in kaart brengen van de eigenschappen van de primaire longtumor gebeurt meestal met behulp van een CT-scan. Om te zien of er sprake is van uitzaaiingen wordt meestal een PET-scan verricht. Dit onderzoek maakt gebruik van radioactieve stoffen die zich vooral ophopen in tumorcellen. Zo is te zien waar zich in het lichaam uitzaaiingen bevinden. Om uitzaaiingen in de hersenen aan te tonen is vaak een MRI-scan nodig.
Andere onderzoeken bij de stadiëring zijn de EBUS en de EUS. Hierbij brengt de arts een echoapparaatje in respectievelijk de luchtpijp of de slokdarm om te kijken of er zich vergrote lymfeklieren bevinden in het mediastinum, de ruimte tussen de longen. Een punctie in een vergrote lymfeklier kan de aanwezigheid van tumorcellen in de lymfklier bevestigen.
Longkanker is ingedeeld in vier stadia die elk weer verder zijn onderverdeeld. Bij stadium 1 is er sprake van één kleine (< 5 cm) longtumor zonder uitzaaiingen naar omliggende lymfeklieren of andere organen. Bij stadium 4 is er sprake van uitzaaiingen naar andere organen buiten de longen. Over het algemeen geldt dat hoe lager het stadium van de ziekte, des te beter is de tumor te behandelen en des te beter is uw levensverwachting.